Uit Moordzaken
Luc Drent | |
---|---|
Leeftijd | 50 jaar |
Datum | 7 oktober 2005 |
Moordplaats | Beekbergen |
Moordwijze | Voertuig |
Status | Opgelost |
Misdrijf | Dood door schuld |
Straf | 240 uur werkstraf |
ECLI | ECLI:NL:RBZUT:2006:AV1465 |
Op vrijdagavond 8 oktober 2005 helpt de 50-jarige agent Luc Drent samen met een collega een gestrande automobilist bij een afslag op de A50 nabij Beekbergen. Plotseling rijdt een auto met 110 kilometer per uur op Luc en zijn 36-jarige collega in. Luc is op slag dood, de collega raakt zwaargewond maar overleefd de aanrijding.
Verdachte
De bestuurder van de auto wordt aangehouden. Hij blijkt teveel te hebben gedronken, en reed 40 kilometer harder dan toegestaan.
Uitspraak
Rechtbank Zutphen, 10 februari 2006
Het behoeft geen betoog dat het fatale gevolg, het overlijden van de politieman [slachtoffer 1], intens verdriet bij de nabestaanden en vrienden/collega’s heeft veroorzaakt. De politieman [slachtoffer 2] heeft ernstig nekletsel opgelopen en kampt tot op de dag van vandaag met de traumatische gevolgen van die dramatische dag, waarbij twee politiefunctionarissen in de uitoefening van hun beroep het slachtoffer zijn geworden van onvoorzichtige weggedrag van een medeweggebruiker. Het aspect dat hier alcoholgebruik een aanzienlijke rol heeft gespeeld, maakt het – zoals door een zoon van de heer [slachtoffer 1] ter zitting verwoord – voor de nabestaanden onacceptabel. Het is begrijpelijk dat een strafoplegging in welke vorm dan ook, het aangerichte leed nooit ongedaan zal kunnen maken. Dit ongeval heeft niet alleen diep ingegrepen in het leven van de familie en bij vrienden/collega’s van de slachtoffers, maar heeft ook zijn traumatische weerslag gehad op degenen die getuigen van dit tragisch ongeval zijn geweest.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte - gelet op zijn justitiële documentatie - niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Verder heeft de rechtbank laten meewegen het gevoel van onmacht dat bij verdachte overheerst ten aanzien van het door zijn handelwijze ontstane ongeval en de omstandigheid dat hij gebukt gaat onder het (onomkeerbare) gevolg daarvan. Verdachte is tengevolge van deze gebeurtenis ontslagen en dreigt mede hierdoor in financiële problemen te komen. Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte zich kennelijke realiseert dat hij iets zal moeten doen aan zijn alcoholgebruik.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande naast een taakstraf een bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur als door de officier van justitie gevorderd passend bij de aard en de ernst van het onderhavige feit. Aan verdachtes opstelling ter terechtzitting heeft de rechtbank de indruk overgehouden, dat hij niet of onvoldoende gemotiveerd is om daadwerkelijk hulpverlening te aanvaarden bij het beteugelen van zijn drankgebruik. De rechtbank ziet daarin aanleiding een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen en in die zin legt zij dan ook een hogere straf op dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.n.